luovuttaa Dutch - Danish

1.


2.

  • Dutchtoevertrouwen, toewijzen


3.


4.


5.

  • Dutchopgeven, loslaten, verzaken, afstand doen van


  • Dutchloslaten, vrijlaten


6.


7.

  • Dutchophouden met, stoppen (met), opgeven


8.

  • Dutchbevelen in ... (van ...), aanbevelen, overdragen aan


9.

  • Danishopgive

  • Dutchopgeven, prijsgeven


  • Dutchafzien (van), afstand doen (van), terugnemen


10.

  • Danishudlevere, overgive


11.


12.


13.


14.

  • Dutchuitleveren, uitzetten


15.

  • Dutchontzeggen,





English translator: Dutch Danish luovuttaa  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare