aanvangen Dutch - Danish

1.

  • Dutchbeginnen, starten, aanvangen


  • Dutchstarten, beginnen, aanvangen


  • Dutchcheckstarten, checkbeginnen, checkaanvangen


2.

  • Dutchbeginnen, starten, aanvangen, initiëren


3.

  • Danishbegynde

  • Dutchbeginnen, aanvangen


4.





English translator: Dutch Danish aanvangen  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare