stil Dutch - Czech
1.
-
Dutchetsnaald, griffel, schrijfstift
-
Czechstylus
2.
-
Czechživotní styl
-
Dutchlevensstijl
3.
-
Dutchzacht, stil
4.
-
Czechpilíř
-
Dutchpijler, zuil, pilaar
5.
6.
7.
8.
-
Dutchstoppen, onderbreken, stil houden
9.
-
Dutchstil, gedempt
10.
-
Czechřečnická figura
-
Dutch(bij) manier van spreken, (bij) wijze van spreken, stijlfiguur
11.
-
Czechdržet hubu
-
Dutchzwijgen, stilvallen
-
Czechmlč, mlčte, drž hubu qualifier
-
Dutchhou je kop, kop dicht, hou je smoel, hou je bek
12.
-
Czechstálý
-
Dutchstil
-
Dutchcheckstilte (1), checkstill (2)
-
Dutchdistilleerapparaat
-
Dutchdistilleerderij
13.
-
Czechtichý
-
Dutchstil, rustig, vredig, geruisloos, geluidloos
-
Czechklidný
-
Dutchrustig, kal
-
Dutchrustig
-
Czechtichý
-
Dutchzwijgzaa, stil, rustig
-
Dutchkalmeren
-
Czechticho
14.
-
Czechkulatý stůl
-
Dutchrondetafelbespreking
15.
16.
-
Czechpst, pšt, ticho
-
Dutchsst
English translator: Dutch Czech stil Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare