passer Dutch - Catalan
1.
-
Dutchafschuimen
2.
-
Catalanpassar
-
Dutchovergaan
-
Catalanpassar
-
Dutchvoorbijgaan
-
Dutchvoorbijgaan
3.
-
Catalanvianant
-
Dutchvoorbijganger, passant
4.
-
Dutchzich zich plaatsvinden, voorkomen,
5.
-
Dutchte binnen schieten
6.
7.
-
Dutchafschaffen
8.
-
Dutchtijd verdrijven
9.
-
Dutchzift
10.
-
Catalancalibrador
-
Dutchpasser
11.
-
Catalanpassar
-
Dutchcheckuitgeven, checkdoorbrengen
12.
-
Dutchoverlopen, deserteren
13.
-
Dutchin een versnelling komen, schakelen
14.
-
Catalanencobrir, cobrir, tapar, amagar, ocultar, celar
15.
-
Dutchdoorgeven, doorvertellen
16.
-
Dutchde pijp aan Maarten geven, het loodje leggen
17.
-
Dutchvoordringen
18.
-
Dutchin de boeien slaan, handboeien omdoen, boeien
19.
-
Catalanpardal
-
Dutchmushuismus
-
Catalanpardal
-
Dutchcheckmus
20.
-
Dutchin een versnelling komen, schakelen
21.
-
Catalancedir
-
Dutchbelonen, verlenen, afstaan
22.
-
Dutchstofzuigen
23.
-
Catalanpardal comú
-
Dutchhuismus
24.
-
Dutchopzij!, aan de kant!
25.
-
Dutchstofzuigen
-
Dutchstofzuigen
-
Catalancheckpassar l'aspiradora
26.
-
Dutchdoorgeven
27.
-
Dutchomzeilen
28.
-
Dutchlaten voorbijgaan, passen
29.
-
Dutchgebeuren, tot stand komen,
English translator: Dutch Catalan passer Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare