bring Afrikaans - Dutch
1.
-
Dutchparkeren
2.
-
Dutchgenezen, helen
3.
-
Dutchverlagen, vernederen, humiliëren
4.
-
Dutchrestaureren, terugzetten, herstellen
5.
-
Afrikaansontwikkel
-
Dutchontwikkelen
6.
-
Dutchhet gezicht in de handen verbergen, zich voor de kop slaan
7.
-
Dutchimplementeren, qualifiernl
8.
-
Dutchinvoeren, importeren
9.
-
Dutchaanmeren, aanleggen
10.
-
Dutchherinneren
11.
-
Dutchaanleiding
12.
-
Dutchstimuleren, prikkelen
13.
-
Dutchverminderen, verlagen
14.
-
Dutchverenigen
15.
-
Dutchbewerkstelligen, verwezenlijken, tot stand brengen
16.
17.
-
Dutchbetekenen
18.
-
Dutcheen klacht indienen, klagen
19.
-
Dutchcombineren
20.
-
Dutchconcentreren
21.
-
Dutchongeluksbrenger
22.
-
Dutchter discussie stellen, ter tafel brengen, ter sprake brengen
23.
-
Dutchproduceren, maken
24.
-
Dutchinfecteren
25.
26.
-
Dutchvoorstellen, presenteren
27.
-
Dutchbetekenen
28.
-
Dutchinnemen, introduceren
29.
-
Dutchverstoren, verwarren, in de war brengen
30.
-
Dutchonderwerpen
31.
-
Dutchvellen
32.
-
Dutchsamenvoegen
33.
34.
-
Dutchrechtzetten, zetten, rechtstellen, stellen
35.
-
Dutchvolbrengen, voltooien
36.
-
Dutchverlagen, reduceren, verminderen, verlichten (pijn)
37.
-
Dutchmonteren, bevestigen
38.
-
Dutchuitlijnen
39.
-
Dutchvolbrengen
40.
-
Dutchbewerkstelligen
41.
-
Dutchamulet
42.
-
Dutchover (zich) afroepen
43.
-
Dutchapporteren
44.
-
Dutchgeheugensteun
45.
-
Dutchverwerven
46.
-
Dutchbevorderend
English translator: Afrikaans Dutch bring Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare