<>

indicar Portuguese - Dutch

1.

  • Dutchbetekenen

  • Portugueseprever, pressagiar, vaticinar


2.


3.

  • Dutchmarkeren, aanduiden, optekenen

  • Portuguesemarcar, indicar


4.


5.

  • Dutchbetekenen, willen zeggen, bedoelen

  • Portuguesequerer dizer, indicar


6.

  • Dutchwijzen

  • Portugueseapontar para, indicar


7.

  • Dutchwijzen

  • Portugueseapontar para, indicar


8.

  • Dutchwijzen

  • Portugueseapontar para, indicar


9.

  • Dutchuiteenzetten, aanduiden, aangeven, erop wijzen


10.

  • Dutchbetekenen, willen zeggen, bedoelen

  • Portuguesequerer dizer, indicar


11.

  • Dutchaanwijzen, aanduiden, wijzen op

  • Portugueseindicar


  • Dutchwijzen op, aangeven


12.


13.

  • Dutchbetekenen, willen zeggen, bedoelen

  • Portuguesequerer dizer, indicar


14.

  • Dutchuiteenzetten, aanduiden, aangeven, erop wijzen


15.

  • Dutchmarkeren, aanduiden, optekenen

  • Portuguesemarcar, indicar





English translator: Portuguese Dutch indicar  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare