sist Norwegian - Dutch

1.


2.


3.


4.

  • Dutchblijven bij, volhouden, met klem beweren, erop staan, aandringen


5.


6.


7.

  • Dutchraken, treffen, slaan

  • Norwegianslå


8.


9.

  • Dutchstompen, met de vuist slaan


10.


11.

  • Dutchassisteren, bijstaan


  • Dutchvoorzetten, een voorzet geven


12.





English translator: Norwegian Dutch sist  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare