sama Esperanto - Dutch

1.


2.


3.


4.

  • Dutchcheckjezel, checkuzel


5.


6.


7.

  • Dutchintussen, ondertussen


  • Dutchondertussen, intussen


8.


9.


10.


11.


12.

  • Dutchbeste, geachte, hooggeachte


13.

  • Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone

  • Esperantokomuna


14.

  • Dutchgelijk, gelijke, identiek, identieke

  • Esperantosama


  • Dutchgelijk, gelijke, identiek, identieke

  • Esperantosama


15.


16.


17.

  • Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone

  • Esperantokomuna


18.

  • Dutchgoed gedaan, goed zo, goed bezig


19.

  • Dutchzelfde, dezelfde, hetzelfde


20.


21.

  • Dutchon het even wat, wat ook, wat dan ook, onverschillig wat

  • Dutchon het even wat, wat ook, wat dan ook, onverschillig wat


22.

  • Dutchik ook (I also want to participate), ik ben het er mee eens (I agree), ik stem ermee in (I agree).

  • Esperantoankaŭ mi, mi ankaŭ


23.


24.

  • Dutcheven, gelijk, gelijkelijk, gelijkmatig

  • Esperantosame, egale


25.


26.

  • Dutchsamen, tezamen

  • Esperantokune


  • Dutchbijeen, bij elkaar

  • Dutchchecksamen, checktezamen, checkbijeen, qualifiernl

  • Esperantocheckkune


27.

  • Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone

  • Esperantokomuna


28.


29.


30.

  • Dutchvliegtuig

  • Esperantoavio, aviadilo, flugmaŝino


31.

  • Dutchsamenvallen, coïncideren


32.


33.

  • Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone

  • Esperantokomuna


34.

  • Dutchvan hetzelfde, insgelijks

  • Dutchvan hetzelfde, insgelijks





English translator: Esperanto Dutch sama  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare