verlegenheid Dutch - Spanish

1.

  • Dutchverlegen maken, in verlegenheid brengen

  • Spanishavergonzar


2.


3.

  • Dutchbeschamen, in verlegenheid brengen, van zijn stuk brengen

  • Spanishconfundir, avergonzar, abochornar


4.


5.


6.

  • Dutchbeschaamd, verlegen, beteuterd, in verlegenheid, op zijn neus kijkend

  • Spanishavergonzado





English translator: Dutch Spanish verlegenheid  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare