trouw Dutch - Russian
1.
-
Dutchtrouw zijn aan
-
Russianприве́рженность
2.
-
Dutchtrouw, loyaal, betrouwbaar
-
Russianнадёжный, ве́рный
3.
-
Dutchtrouw, getrouwheid, loyaliteit, trouwhartigheid, aanhang
-
Russianве́рность
4.
-
Dutchtrouw
-
Russianве́рный, пре́данный, лоя́льный
5.
-
Dutchzich houden aan, trouw blijven aan
-
Russianостава́ться ве́рным
6.
-
Dutchtrouw, loyaal
-
Russianве́рность
-
Dutcheed van trouw
7.
8.
-
Dutchtrouw met mij
-
Russianвыходи́ за меня́ за́муж
-
Dutchtrouw met mij
-
Russianжени́сь на мне́, возьми́ меня́ за́муж, возьми́ меня́ в жёны
English translator: Dutch Russian trouw Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare