gemeen Dutch - Russian
1.
-
Dutchvolks, gewoon, gemeen, ordinair
-
Russianпростонаро́дный
2.
-
Dutchwreed, wrede, gemeen, gemene
-
Russianжесто́кий
3.
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Russianо́бщий, взаи́мный
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Russianобы́чный, обы́денный, повседне́вный, обыкнове́нный
-
Dutchgemeengoed
4.
5.
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Russianо́бщий, взаи́мный
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Russianобы́чный, обы́денный, повседне́вный, обыкнове́нный
-
Dutchgemeengoed
6.
-
Dutchcheckgemeen, checksmerig, checkkloot
7.
-
Dutchgemeen, ordinair, vulgair
8.
-
Dutchverbitterd, bitsig, gemeen, acrimonieus, venijnig, rancuneus,
-
Russianязви́тельный, же́лчный
9.
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Russianо́бщий, взаи́мный
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Russianобы́чный, обы́денный, повседне́вный, обыкнове́нный
-
Dutchgemeengoed
10.
-
Dutchgemeen, stout
-
Russianозорно́й, непослу́шный, шаловли́вый
11.
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Russianо́бщий, взаи́мный
-
Dutchgemeen, gemene, gewoon, gewone
-
Russianобы́чный, обы́денный, повседне́вный, обыкнове́нный
-
Dutchgemeengoed
12.
English translator: Dutch Russian gemeen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare