<>

aanzetten Dutch - Portuguese

1.


2.


3.

  • Dutchaanzetten, inschakelen

  • Portugueseativar


4.

  • Dutchaanzetten, slijpen, scherp maken

  • Portugueseamolar, afiar


5.

  • Dutchaansporen, aanmoedigen, aanzetten


6.


7.

  • Dutchdrijven, aanzetten, aansporen, bewegen

  • Portugueselevar a


8.

  • Dutchaanzetten, ophitsen

  • Portugueseincitar, provocar


9.

  • Dutchlanceren, aanzetten


10.

  • Dutcher een handvat aanzetten, vatten


11.

  • Dutchproveceren, aanzetten, aansporen


12.

  • Dutchaansporen, aanmoedigen, ophitsen, aanzetten

  • Portugueseincitar, instigar


13.


14.


15.


16.

  • Dutchaanzetten, inschakelen

  • Portugueseligar





English translator: Dutch Portuguese aanzetten  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare