terugtrekken Dutch - Polish
1.
-
Dutchzich terugtrekken
2.
-
Dutchterugtrekken
-
Polishzarządzać odwrotodstąpić
3.
-
Dutchzich terugtrekken
4.
-
Dutchin de schede steken, terugtrekken
5.
-
Dutchterugtrekken, annuleren, afschaffen, herroepen
6.
-
Dutchterugtrekken, annuleren, herroepen
-
Polishanulować, cofnąć
7.
-
Dutchterugtrekken
-
Dutchzich terugtrekken
8.
-
Dutchterugtrekken
-
Dutchterugtrekken
-
Dutchcheckterugtreden
9.
-
Dutchzich terugtrekken
-
Polishuniknąć, uciec od, ukryć się przed
10.
-
Dutchzich
11.
-
Dutchzich
12.
-
Dutchintrekken, terugtrekken
13.
-
Dutchterugtrekken, terugdeinzen, terugschrikken
14.
-
Dutchzich terugtrekken
English translator: Dutch Polish terugtrekken Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare