circa Dutch - Norwegian
1.
-
Dutchbij benadering, ongeveer
2.
-
Dutchcirca
3.
-
Dutchnabij, bij, naverwant, dierbaar
4.
-
Dutchbenaderend
-
Dutchongeveer, bij benadering
5.
-
Dutcho, rondo, rond
6.
-
Dutcho, rond, rondo, eromheen
-
Norwegianrundt, omkring
7.
-
Dutchongeveer
8.
-
Dutcho, rond, rondo, eromheen
-
Norwegianrundt, omkring
9.
-
Dutchca.
English translator: Dutch Norwegian circa Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare