aanpassen Dutch - Norwegian
1.
-
Dutchaanpassen
2.
-
Dutchaanpassen
3.
4.
-
Dutchaanpassen, instellen
-
Norwegianstille, justere
5.
-
Dutchaanpassen
6.
7.
-
Dutchaanpassen, verstellen
-
Norwegianjustere, stille
-
Dutchaanpassen, herzien, verbeteren
-
Norwegianjustere, korrigere
8.
-
Dutchaanpassen, instellen
-
Norwegianstille, justere
9.
-
Dutchzich aanpassen
10.
-
Dutchverbeteren, corrigeren, aanpassen
11.
-
Dutchaanpassen
12.
-
Dutchzich onderdanig
13.
-
Dutchaanpassen
14.
-
Dutchaanpassen
-
Dutchaanpassen, bewerken
15.
-
Dutchaanpassen, accommoderen
16.
English translator: Dutch Norwegian aanpassen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare