trekken Dutch - Korean

1.


2.


3.

  • Dutchopzien baren, aandacht trekken


4.


5.


6.

  • Dutchtrekken, draaien, knijpen


7.

  • Dutchbekken trekken, grimassen


8.


9.

  • Dutchtrekken, op trektocht gaan, rondtrekken, reizen, rondreizen


10.


11.

  • Dutcher vanonder muizen, 'm smeren, zijn biezen pakken, wegwezen, er vanonder trekken

  • Korean뺑소니치다, 종적을 감추다





English translator: Dutch Korean trekken  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare