naast Dutch - Greek
1.
2.
3.
-
Dutchnaast
-
Greekεκτός
-
Dutchdaarnaast, bovendien, voorts
-
Dutchbehalve dat, daarnaast, daarbuiten
-
Greekάλλωστε
4.
-
Dutchnaast
5.
6.
-
Dutchaanpalend, er naast liggend, aangrenzend, belendend, aanliggend
7.
8.
-
Dutchzij aan zij, naast elkaar
9.
10.
-
Greekαντιπαραβάλλω
English translator: Dutch Greek naast Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare