uitbreiden Dutch - German
1.
-
Dutchvergroten, uitbreiden
-
Germanerhöhen, vergrößern
-
Dutchuitbreiden, verbeteren
-
Germanverbessern
2.
-
Dutchvergroten, uitbreiden, openzetten, opentrekken
-
Germanexpandieren, vergrößern
-
Dutchuitbreiden, vergroten, vermeerderen
-
Germanvergrößern
-
Dutchuitdijen, zich uitbreiden, toenemen
3.
-
Dutchuitbreiden
-
Germanerweitern
-
Dutchuitbreiden
-
Germanausdehnen, erweitern
4.
-
Dutchverspreiden, spreiden, uitbreiden, verbreiden, uitstrekken
-
Germanverteilen
-
Dutchqualifiernl
-
Germanausbreiten
English translator: Dutch German uitbreiden Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare