gaan Dutch - Estonian
1.
2.
-
Dutchvooraf gaan, laten voorbijgaan, passen
3.
4.
-
Dutchgaan
5.
6.
-
Dutchnaar buiten gaan
-
Estonianvälja minema, väljas käima, väljuma
-
Dutchuitgaan
7.
-
Dutchorale seks
-
Dutchorale seks
8.
-
Dutchhandelsmerk
9.
10.
-
Dutchvrijuit gaan
11.
-
Dutchgebeurtenis
-
Estoniansündmus, seik
12.
-
Dutchtelevisieprogramma
13.
-
Dutchsamenkomstraakpunt
-
Dutchcheckafspraak
-
Dutchcheckvergadering
14.
-
Dutchoverschrijden, te buiten gaan, overstijgen
15.
-
Dutchwerkberoep
-
Estoniantöö
16.
17.
-
Dutchtelepathie
-
Estoniantelepaatia
18.
19.
-
Dutchverklaring
-
Estoniancheckavaldus
20.
-
Dutchvariant
21.
-
Dutchseksvrijen
-
Estonianseks, suguühe
22.
23.
-
Dutchoverkop gaan
24.
25.
-
Dutchgaan (+ infinitive)
-
Dutchpast tense of gaan: ging, gingen (+ infinitive)
26.
-
Dutchvergelijking
27.
-
Dutchperestrojka
-
Estonianperestroika
28.
-
Dutchinwijking
-
Estonianimmigratsioon, ränne
29.
-
Dutchondergeschikte
-
Estoniankäsilane
30.
-
Dutchweerstand
31.
-
Dutchverkrachting
-
Estonianvägistamine, vägistus
32.
33.
-
Dutchontwijken, uit de weg gaan, ontspringen
34.
35.
-
Dutchafbuigen, buigen, draaien, gaan
36.
-
Dutchdialoog
-
Estoniandialoog, vestlus, kahekõne
37.
38.
39.
-
Dutchroken
-
Estoniansuitsutamine
40.
-
Dutcherectie
-
Estonianerektsioon
41.
-
Dutchcontroverse
-
Estonianvaidlus
42.
-
Dutchwerkberoep
-
Estoniantöö
43.
44.
-
Dutchmoord
-
Estonianmõrvamine, palgamõrv
45.
-
Dutchopenbaar vervoer
46.
-
Dutchpersoneelszaken
47.
-
Dutchop rente gaan
48.
49.
50.
-
Dutchop vakantie gaan
51.
-
Dutchde pijp aan Maarten geven, het loodje leggen
52.
-
Dutchvan boord gaan, ontschepen
53.
-
Dutchwerkloosheid
-
Estoniantööpuudus
54.
-
Dutchspoorwegen
-
Estonianraudtee
55.
56.
-
Dutchde pijp uit gaan, sneven
57.
58.
-
Dutchgehoorzaamheid
-
Estoniansõnakuulelikkus
59.
-
Dutchrevolutie
-
Estonianrevolutsioon
60.
-
Dutchdocumentatie
61.
-
Dutchejaculatie
62.
-
Dutchoverstag gaan
63.
-
Dutch-ing
64.
-
Dutchbewondering
-
Estonianimetlus
65.
-
Dutchbatsen, van bil gaan
66.
-
Dutchwenselijk
67.
68.
69.
-
Dutchcheckprat gaan (op), checktrots zijn (op) attention
70.
71.
-
Dutchverdediging
-
Estoniankaitse
72.
73.
-
Dutchin beroep gaan, in hoger beroep gaan
74.
-
Dutchtatoeage
-
Estoniantätoveering
75.
-
Dutchtechnisch gesproken, strikt genomen
76.
-
Dutchsamenkomstraakpunt
-
Dutchcheckafspraak
-
Dutchcheckvergadering
77.
78.
79.
80.
81.
-
Dutchopstandrevolte
-
Estonianmäss, ülestõus
82.
-
Dutchbemoeial
83.
-
Dutchanabolisme
-
Estoniananabolis
84.
85.
-
Estoniansõnavabadus
86.
-
Dutchprostitutie
87.
-
Dutchwerkberoep
-
Estoniantöö
88.
-
Dutchhandel
-
Estoniankaubandus
-
Dutchcheckarbeidsmarkt
89.
-
Dutchgebeurtenis
-
Estoniansündmus, seik
90.
-
Dutchgaan zitten
91.
92.
-
Estonianvõitluskunst
93.
-
Dutchversnellen, lsneller l
94.
-
Dutchzwangerschap
-
Estonianrasedus
95.
-
Dutchaan boord gaan, opstappen, instappen
96.
-
Dutchcheckjeuk in de vingers, checkjeuk in de handen
97.
-
Dutchgaan, verlaten
98.
-
Dutchwaarnemingshorizon
-
Estoniansündmuste horisont
99.
-
Dutchaan de gang gaan met, doorgaan
-
Dutchaan de gang gaan met, doorgaan
100.
-
Dutchanale seks
-
Estoniananaalseks
101.
-
Dutchwerkberoep
-
Estoniantöö
102.
-
Dutchwerkberoep
-
Estoniantöö
103.
-
Dutchmet pensioen gaan
104.
-
Dutchverkennen, exploreren, op/een ontdekkingsreis gaan naar/maken in
105.
-
Dutchinfectie
106.
-
Estonianabort
107.
-
Dutchvereisen, nodig hebben, behoeven, benodigen
-
Estonianvajama, pidama
108.
-
Estoniantegevus
109.
-
Dutchtrekken, op trektocht gaan, rondtrekken, reizen, rondreizen
110.
-
Dutcheen fout maken, in de fout gaan
111.
-
Dutchverdict
-
Estoniancheckotsus
112.
-
Dutchweggaan, vertrekken
-
Estonianlahkuma
-
Dutchcheckover zijn, checkoverblijven, checklaten
113.
-
Dutchuitvoering
-
Estonianchecktäidesaatmine
114.
-
Dutchdiplomatie
115.
116.
-
Dutchplengoffer
-
Estonianjook ohver
-
Dutchplengoffer
117.
-
Dutchterroristterroriste
-
Estonianterrorist
118.
-
Dutcherectie
-
Estonianerektsioon
119.
-
Dutchervandoor gaan
120.
-
Dutchgaan liggen
121.
-
Dutchergonomie
122.
-
Dutchpartij
-
Estonianerakond, partei
123.
-
Dutchdames gaan voor
124.
-
Dutchbesturingssysteem
-
Estonianoperatsioonisüstee
125.
-
Dutchin de fout gaan
126.
-
Estonianmandrite triiv
127.
-
Dutchaftreden, uit de weg gaan, opgeven
128.
-
Dutchoverstag gaan, wenden,
English translator: Dutch Estonian gaan Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare