front Dutch - Danish
1.
-
Danishneeded
-
Dutchtegen, voor
2.
-
Dutchvoorhoede
3.
-
Dutchvooraf gaan, laten voorbijgaan, passen
4.
-
Dutchschutblad
5.
-
Dutchzijwaarts
6.
-
Dutchhet gezicht in de handen verbergen, zich voor de kop slaan
7.
8.
-
Danishneeded
-
Dutchtegen, voor
9.
10.
-
Danishcheckareal
11.
-
Danishneeded
-
Dutchtegen, voor
12.
-
Danishbutiksvindue
-
Dutchetalagevitrine
13.
14.
-
Danishlavtryksudløber, trug
-
Dutchchecktrog
15.
16.
-
Dutchontmoeten, oog in oog staan (met ...)
-
Dutchconfronteren, het hoofd bieden
-
Dutchbotsing, confrontatie, treffen
17.
-
Dutchkoplamp
18.
-
Danishhornhinde
19.
20.
-
Dutchvoor ons, vooruit, voorop
21.
22.
-
Dutchepsilon
23.
-
Danishvær så venlig, tak
-
Dutchqualifiernla.u.b., a.j.b.
24.
-
Dutchborstbeen
25.
-
Danishkø
-
Dutchrij
-
Danishkø, venteliste
-
Dutchwachtrij
-
Danishkø qualifier
26.
-
Dutchvoorgaand
English translator: Dutch Danish front Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare