<>

stil Afrikaans - Dutch

1.

  • Dutchetsnaald, griffel, schrijfstift


2.


3.

  • Dutchzacht, stil


4.

  • Afrikaansmode, styl


5.

  • Dutchpijler, zuil, pilaar


6.


7.


8.


9.

  • Dutchstoppen, onderbreken, stil houden


10.

  • Dutchstil, gedempt


11.

  • Dutch(bij) manier van spreken, (bij) wijze van spreken, stijlfiguur


12.

  • Dutchzwijgen, stilvallen


  • Afrikaansbly stil

  • Dutchhou je kop, kop dicht, hou je smoel, hou je bek


13.


14.

  • Afrikaansstil

  • Dutchstil, rustig, vredig, geruisloos, geluidloos


  • Dutchrustig, kal


  • Dutchrustig


  • Dutchzwijgzaa, stil, rustig


  • Dutchkalmeren


15.


16.

  • Dutchart nouveau, jugendstil

  • Dutchart nouveau, jugendstil


17.





English translator: Afrikaans Dutch stil  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare