pessoa Swedish - Dutch
1.
-
Dutchpersoonlijk, in het vlees, in persoon
-
Swedishpersonligen
2.
-
Dutcheerste persoon
3.
-
Dutchpersoonlijk, in het vlees, in persoon
-
Swedishpersonligen
4.
-
Dutchpersoonlijk, in het vlees
-
Swedishi egen hög person
-
Dutchpersoonlijk, in het vlees
-
Swedishi egen hög person
5.
-
Dutchproleet
6.
-
Dutchtweede persoon
7.
-
Dutchvolwaardig, lichamelijk geschikt, valide, robust
8.
English translator: Swedish Dutch pessoa Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare