pitää Swahili - Dutch
1.
-
Dutchcheckleveren, checkaanleveren
2.
-
Dutchnotuleren
3.
-
Dutchlol maken
4.
-
Dutchdragen, aanhebben
-
Swahilikuvaa
5.
-
Dutchminachten, veronachtzamen
-
Dutchbespotten
6.
-
Swahilianuani
7.
-
Dutchhouden, vasthouden
-
Dutchbijhouden
-
Dutchtegenhouden
-
Dutchvasthouden
8.
-
Dutchzich samensluiten, samenwerken
9.
10.
-
Dutchin stand houden
-
Dutchonderhouden
11.
-
Dutcheen hekel hebben aan, qualifiernl
12.
-
Dutchvoorradig zijn, in stock hebben, op stock houden
13.
-
Dutchtegenhouden, bedwingen, inhouden
14.
15.
-
Dutchvoorradig zijn, in stock hebben, op stock houden
16.
-
Dutchvolharden
17.
-
Dutchbeschouwen, vinden
18.
-
Swahilithamana
-
Swahilicheckthamana
19.
-
Dutchneeded
20.
-
Dutchvoorradig zijn, in stock hebben, op stock houden
21.
22.
-
Dutchcheckstuderen, checkinstuderen
23.
-
Dutchvieren, misvieren
24.
-
Dutchbehouden
25.
26.
-
Dutchkom op, vlug een beetje!, kom aan
27.
-
Dutchvoor lief nemen
28.
-
Dutchondersteunen, staande houden
29.
-
Dutchdrillen
30.
-
Dutchmoeten, behoren
31.
-
Swahilikikofi
32.
-
Dutchneergooien
-
Swahilikijiti
33.
-
Dutchzich houden aan, trouw blijven aan
34.
-
Dutchvasthouden
-
Dutchvasthouden
35.
-
Dutchafweren
36.
-
Dutchpauzeren
37.
-
Dutchhouden van, graag hebben, lusten, graag lusten, leuk vinden
-
Swahilikupenda
-
Dutchgraag hebben, graag zien, zich aangetrokken voelen tot, leuk vinden
-
Swahilineeded
38.
-
Dutchvieren, misvieren
39.
40.
-
Dutchvasthouden, aanhangen
-
Dutchsamenhangen
41.
-
Dutchnaar/op waarde schatten, waarderen
42.
-
Dutchmoeten
43.
-
Dutchin de gaten houden
44.
-
Dutchonthouden, rekening houden
English translator: Swahili Dutch pitää Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare