passat Spanish - Dutch
1.
-
Dutchvorig jaar
-
Spanishel año pasado
2.
-
Dutcheens, ooit
-
Spanishantiguamente, anteriormente
3.
-
Dutchverleden tijd
-
Spanishtiempo pasado
4.
-
Dutchverledenvervlogene
-
Spanishpasado
-
Dutchverleden tijd
-
Spanishpretérito
-
Dutchvoorbij, voorbije, afgelopen
-
Spanishpasado
-
Dutchvoorbij, voorbije, verleden
5.
-
Spanishvientos alisios
6.
-
Dutchvoltooid deelwoord
-
Spanishparticipio pasado
7.
-
Dutchverledenvervlogene
-
Spanishpasado
-
Dutchverleden tijd
-
Spanishpretérito
-
Dutchvoorbij, voorbije, afgelopen
-
Spanishpasado
-
Dutchvoorbij, voorbije, verleden
8.
-
Dutchovermorgen
-
Spanishpasado mañana
English translator: Spanish Dutch passat Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare