aanpassen Spanish - Dutch
1.
-
Dutchaanpassen
-
Spanishadaptar, entallar
2.
-
Dutchaanpassen
3.
-
Dutchaanpassen
4.
-
Dutchaanpassen, instellen
-
Spanishajustar
5.
-
Dutchaanpassen
6.
-
Dutchveranderen, zich aanpassen
-
Spanishcambiar, demudar
-
Dutchveranderen, aanpassen
-
Spanishcambiar, demudar, modificar, mudar
7.
-
Dutchaanpassen, verstellen
-
Spanishajustar, arreglar, regular
-
Dutchaanpassen, herzien, verbeteren
-
Spanishajustar
8.
-
Dutchaanpassen, instellen
-
Spanishajustar
9.
-
Dutchzich aanpassen
-
Spanishhabituar, acostumbrar, aclimatar
10.
-
Dutchverbeteren, corrigeren, aanpassen
-
Spanishcorregir, mejorar
11.
-
Dutchaanpassen
12.
-
Dutchzich onderdanig
13.
-
Dutchaanpassen
14.
-
Dutchaanpassen
-
Spanishadaptar, ajustar
-
Dutchaanpassen, bewerken
15.
-
Dutchaanpassen, accommoderen
-
Spanishacomodar, adaptar
16.
-
Dutchveranderen, zich aanpassen
-
Spanishcambiar, demudar
-
Dutchveranderen, aanpassen
-
Spanishcambiar, demudar, modificar, mudar
English translator: Spanish Dutch aanpassen Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare