про́шлый Spanish - Dutch

1.

  • Dutchlaatst, afgelopen, vorig

  • Spanishúltimo


2.

  • Dutchvorig

  • Spanishprevio, anterior


3.


4.

  • Dutchlaatst, afgelopen, vorig

  • Spanishúltimo


5.

  • Dutchlaatst, afgelopen, vorig

  • Spanishúltimo


6.

  • Dutchvoorbij, voorbije, afgelopen

  • Spanishpasado


  • Dutchvoorbij, voorbije, verleden


7.

  • Dutchvoorbij, voorbije, afgelopen

  • Spanishpasado


  • Dutchvoorbij, voorbije, verleden





English translator: Spanish Dutch про́шлый  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare