нра́виться Spanish - Dutch
1.
-
Spanishtener cariño, querer
2.
-
Dutchqualifiernl
-
Spanishgustar, agradar, placer
3.
-
Dutchaantrekkelijk zijn, aantrekken, aanspreken
-
Spanishatraer
4.
-
Dutchhouden van, graag hebben, lusten, graag lusten, leuk vinden
-
Spanishgustar qualifier
-
Dutchgraag hebben, graag zien, zich aangetrokken voelen tot, leuk vinden
-
Spanishgustar qualifier
English translator: Spanish Dutch нра́виться Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare