faigh Scottish gaelic - Dutch

1.

  • Dutchervaren, vernemen, te weten komen, op de hoogte gesteld worden


2.

  • Dutchdoodgaan, sterven, overlijden


3.

  • Dutchdoodgaan, sterven, overlijden


4.

  • Dutchdoodgaan, sterven, overlijden


5.

  • Dutchervaren, vernemen, te weten komen, op de hoogte gesteld worden


6.


7.

  • Dutchverslaan, overwinnen


8.

  • Dutchkrijgen, ontvangen


9.


10.


11.

  • Dutchkwijt raken, van af zijn


12.

  • Dutchlenen, ontlenen


13.

  • Dutchnemen, pakken, halen


  • Dutchkrijgen, verkrijgen


14.

  • Dutchnemen, pakken, halen


  • Dutchkrijgen, verkrijgen


15.

  • Dutchnemen, pakken, halen


  • Dutchkrijgen, verkrijgen


16.

  • Dutchnemen, pakken, halen


  • Dutchkrijgen, verkrijgen





English translator: Scottish gaelic Dutch faigh  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare