bien Norwegian - Dutch
1.
-
Dutchhoewel, alhoewel, ofschoon
-
Dutchhoewel, maar
2.
-
Norwegiantusen takk
3.
-
Dutchgeliefd, bemind, welbemind, lie
4.
-
Dutchkliek
5.
-
Dutchalhoewel, hoewel, ofschoon
-
Norwegianselv o, om enn
6.
-
Dutchactiva
7.
-
Dutchinderdaad, en o
8.
9.
-
Dutchook al, ondanks
10.
-
Dutchtrouwens, overigens, nu dat ik eraan denk, tussen haakjes
-
Norwegianforresten
-
Dutchtrouwens, overigens, nu dat ik eraan denk, tussen haakjes
-
Norwegianforresten
11.
-
Dutchondanks
-
Norwegiantil tross for
12.
13.
-
Dutchgoed doorbakken
-
Dutchgoed zo, goed gedaan
-
Norwegiangodt gjort
14.
-
Dutchtamelijk, nogal, aardig
15.
-
Dutchheel goed
16.
-
Dutchbegrepen
17.
18.
-
Dutchactiva
19.
-
Norwegianskulle
20.
-
Dutchbezitting
21.
22.
-
Dutchgoed
-
Norwegianfin, bra
23.
24.
-
Dutchfantastisch, qualifiernl
25.
-
Dutchbuitensporig, extree
26.
-
Dutchvastgoed
-
Norwegianfast eiendo
-
Dutchvastgoed
-
Norwegianfast eiendo
27.
-
Dutchhouden van, graag hebben, lusten, graag lusten, leuk vinden
-
Norwegianlike, synes o
28.
-
Norwegianveloppdragen
29.
-
Dutchnatuurlijk, tuurlijk qualifier
-
Norwegianselvsagt, naturligvis, selvfølgelig
30.
31.
32.
-
Dutchbeslist, voorzeker, zeker, en o
33.
34.
-
Dutchnet zo goed
35.
-
Dutchook al, ondanks
36.
-
Dutchqualifiernlnl
-
Norwegianmange takk
English translator: Norwegian Dutch bien Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare