tempo Latin - Dutch
1.
-
Latintemporālis
-
Latintemporālis, temporārius
-
Latintemporālis
-
Latintemporālis, temporārius
-
Latintemplaris
2.
3.
-
Dutchde tijd vliegt
-
Latintempus fugit
4.
-
Dutchtijdreizen
5.
-
Dutchtezelfdertijd
6.
-
Dutchtijdjeeen hele tijd
7.
-
Dutchvrije tijd
-
Latinotium
8.
-
Dutchslag
9.
-
Dutcheens, ooit
10.
-
Dutchrondhangen
11.
-
Dutchchecktempo
12.
13.
-
Latintemporum intervalla
-
Dutchqualifiernl
14.
15.
-
Dutchvan tijd tot tijd
16.
17.
-
Dutchvan tijd tot tijd
18.
-
Dutchtijdstip
19.
-
Dutchronde
20.
-
Dutchtijd verdrijven
21.
22.
-
Latindiu
23.
-
Dutchzendtijd
24.
25.
-
Dutchrondhangen
26.
-
Dutchheden
27.
-
Latindiu
28.
-
Dutchtijdstip
29.
-
Dutchtegelijk, ineens, tegelijkertijd
30.
-
Dutcheindelijk
31.
-
Dutchtijd is geld
32.
-
Dutchruimte-tijd, ruimtetijd, tijd-ruimte, tijdruimte
33.
-
Dutchverlenging
34.
-
Dutchmettertijd
35.
-
Dutchvoltijds
36.
-
Dutchnu en dan
37.
-
Dutchheden
38.
-
Dutchheden
39.
-
Dutchvredestijd
40.
-
Dutchvergroten
41.
42.
-
Dutchliefhebberen, als liefhebberij hebben
43.
-
Dutchweersverwachting
44.
-
Dutchtezelfdertijd
45.
-
Dutchtijdlijn
46.
-
Dutchte zijner tijd
47.
-
Dutchtijdmachine
English translator: Latin Dutch tempo Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare