absolver Greek - Dutch
1.
-
Dutchvergeven, kwijtschelden, ontheffen, ontslaan van een verplichting
-
Greekαπαλλάσω
-
Dutchvrijspreken, vergeven
-
Greekσυγχωρώ
-
Dutchvergeven, absolveren
2.
-
Dutchgratiëren
3.
-
Greekδικαιώνω
4.
-
Dutchvrijspreken
-
Greekαθωώνω
-
Dutchvrijspreken, kwijtschelden, verlossen
-
Greekαπαλλάσσω
English translator: Greek Dutch absolver Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare