estar Estonian - Dutch

1.

  • Dutchvolgen, bijwonen, aanwezig zijn


2.

  • Dutchblijven, achterblijven


3.


4.


5.


6.


7.

  • Dutchcheckwoonkamer de, checkhuiskamer de, checkzitkamer de, checkliving de

  • Estonianelutuba


8.


9.


10.


11.

  • Dutchzijn, staan, zitten, liggen, wezen qualifier

  • Estonianolema


12.

  • Dutchcheckhet niet eens zijn , checkhet oneens zijn


13.


14.


15.


16.

  • Dutchbraakkneiging, (plotse) onpasselijkheid, (aanval van) misselijkheid


17.


18.

  • Dutchbezorgd zijn, zich zorgen maken


19.


20.


21.

  • Dutchtreuren, rouwen

  • Estonianleinama


22.

  • Dutchrammelen, sterven van de honger


23.


24.


25.

  • Dutchverbijsterd zijn, in de war zijn





English translator: Estonian Dutch estar  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare