front Dutch - Polish
1.
-
Dutchtegen, voor
2.
-
Dutchvoorhoede
3.
-
Dutchvooraf gaan, laten voorbijgaan, passen
-
Polishpoprzedzać
4.
-
Dutchschutblad
5.
-
Dutchzijwaarts
6.
-
Dutchhet gezicht in de handen verbergen, zich voor de kop slaan
7.
8.
-
Dutchtegen, voor
9.
10.
-
Dutchtegen, voor
11.
-
Dutchetalagevitrine
-
Polishwitryna
12.
-
Polishfront ciepły
13.
14.
15.
16.
-
Dutchontmoeten, oog in oog staan (met ...)
-
Dutchconfronteren, het hoofd bieden
-
Dutchbotsing, confrontatie, treffen
17.
18.
-
Polishrogówka
19.
20.
-
Polishkomórka burzowa
21.
-
Dutchvoor ons, vooruit, voorop
22.
23.
-
Dutchepsilon
24.
-
Dutchqualifiernla.u.b., a.j.b.
-
Polishproszę
25.
26.
-
Polishmuszka
27.
28.
-
Dutchvoorgaand
English translator: Dutch Polish front Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare