steken Dutch - Norwegian
1.
2.
-
Dutchsteken
3.
-
Dutchin de schede steken, terugtrekken
-
Dutchin de schede steken
4.
-
Dutchirriteren, steken, woekeren
5.
-
Norwegianstikke
-
Dutchchecksteken
6.
-
Dutchboren, steken
7.
-
Dutchbranden, irriteren, prikken, steken
-
Dutchirriteren, steken, op de heupen werken
8.
-
Dutchblijven steken
9.
-
Dutchverpakken, inpakken, in een zak stoppen, in een zak steken (may be Belgian)
10.
-
Dutchin brand steken, aansteken
-
Norwegianneeded
11.
-
Dutchin de schede steken
-
Norwegianstikke i sliren
English translator: Dutch Norwegian steken Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare