spreektaal Dutch - Norwegian

1.


2.

  • Dutchgemeenzaa, idiomatisch, van de spreektaal, informeel


3.

  • Dutchgemeenzaa, idiomatisch, van de spreektaal, informeel

  • Norwegianhverdagslig





English translator: Dutch Norwegian spreektaal  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare