plaire Dutch - German

1.


2.

  • Dutchaantrekkelijk zijn, aantrekken, aanspreken

  • Germanansprechen, anziehen, gefallen


3.

  • Dutchhouden van, graag hebben, lusten, graag lusten, leuk vinden

  • Germanmögen, gern haben, gefallen qualifier


  • Dutchgraag hebben, graag zien, zich aangetrokken voelen tot, leuk vinden

  • Germanmögen, gern haben, gefallen + dat qualifier





English translator: Dutch German plaire  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare