beslist Dutch - German
1.
-
Dutchabsoluut, werkelijk, echt, beslist, zeker, ontegenzeglijk
-
Germanallerdings, aber hallo
2.
-
Dutchbeslist, voorzeker, zeker, waarlijk
-
Germansicherlich, zweifellos, gewiss, freilich
-
Dutchbeslist, voorzeker, zeker, en o
-
Germansicher, natürlich
3.
-
Dutchbesluitvaardig, beslist
-
Germanentschlussfreudig
English translator: Dutch German beslist Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare