barrer Dutch - German
1.
-
Germanwegkommen
2.
-
Germanin Eile verlassen
3.
-
Dutchflikker op, optiefen, oppleuren, ophoepelen, oprotten, opflikkeren,
-
Germanverpissen
4.
-
Dutchdoorstrepen, uitwissen, wissen
-
Germanstreichen
5.
-
Dutchflikker op, optiefen, oppleuren, ophoepelen, oprotten, opflikkeren,
-
Germanverpissen
6.
-
Dutchschrappen
-
Germanstreichen, ausstreichen
7.
-
Dutchvegen
-
Germanfegen, kehren
-
Dutchdoorzoeken
8.
-
Dutchwegwezen
-
Germanabhauen, weggehen
9.
-
Dutchophoepelen, oprotten, opflikkeren, opdonderen, ophoeren, oplazeren,
-
Germansich packen, verschwinden
10.
-
Germansteuern
11.
-
Dutchflikker op, optiefen, oppleuren, ophoepelen, oprotten, opflikkeren,
-
Germanverpissen
12.
-
Dutchblokkeren, barreren, vergrendelen, versperren
-
Germanversperren
English translator: Dutch German barrer Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare