immer Dutch - Arabic
1.
-
DutchUse the past tense
2.
-
Dutchhoe dan ook
3.
-
Dutcheender hoe
4.
-
Arabicمرارا وتكرارا
5.
-
Arabicأَيّ وَقْت gloss
6.
-
Dutch(zich) herhalend, terugkerend
7.
-
Dutchooit, altijd, steeds
8.
-
Arabicدَائِمًا, أَبَدًا, دَوْمًا
-
Dutchaltijd, immer, altoos, steeds
-
Arabicneeded
-
Dutchsteeds, altijd, telkens
9.
-
Arabicمَهْمَا كَانَ, مَهْمَا
-
Dutchon het even wat, wat ook, wat dan ook, onverschillig wat
-
Arabicمَهْمَا كَانَ, مَهْمَا
-
Dutchon het even wat, wat ook, wat dan ook, onverschillig wat
10.
-
Arabicإِلَى اَلْأَبَد
-
Dutcheeuwig, (voor) altijd
-
Dutcheen eeuwigheid, eeuwen, tijden
-
Dutcheeuwig, eindeloos
11.
-
Arabicكُلَّمَا
-
Arabicكُلَّمَا, مَتَى, مَتَى مَا
-
Dutchcheckwanneer ook
12.
-
Arabicأَيْنَ, أَيْنَمَا, حَيْثُمَا
-
Dutchwaar, waar ook
13.
-
Dutchwaar rook is, is vuur
English translator: Dutch Arabic immer Eesti sõnaraamat Español Traductor Svenska Översättare