afstand Dutch - German

1.


2.

  • Dutchverklaring van afstand, vrijstelling

  • GermanVerzicht


3.


4.

  • Dutchopgeven, loslaten, verzaken, afstand doen van

  • Germanverlassen, aufgeben, überlassen


5.

  • Dutchverwijderd, afgelegen, van op afstand, vera

  • Germanfern, entfernt, abgelegen, fernbetrieb


6.


7.

  • Dutchverwijderd, afgelegen, van op afstand, vera

  • Germanfern, entfernt, abgelegen, fernbetrieb


8.


9.

  • Dutchafzien (van), afstand doen (van), terugnemen


10.


11.


12.

  • Dutchabdicatie, (troons)afstand

  • GermanVerzicht, Abdankung


13.

  • Dutchopgave, afstand, overgave, overlating, het prijsgeven, het afstand doen van





English translator: Dutch German afstand  Eesti sõnaraamat   Español Traductor   Svenska Översättare